Paul Thomas Mann (Lübeck, 6 juni 1875 – Zürich, 12 augustus 1955) wordt beschouwd als een van de grootste Duitse schrijvers uit de twintigste eeuw. Tot zijn bekendste werken behoren de romans Buddenbrooks en De Toverberg, alsook de novelle De dood in Venetië. Zijn werk werd sterk beïnvloed door dat van Goethe, Nietzsche en Schopenhauer. In 1929 kreeg hij de Nobelprijs voor Literatuur. Hij week in 1936 voor het Duitse naziregime uit naar Zwitserland, onder meer omdat zijn echtgenote, Katia Mann, als joodse gezien werd. Thomas Mann woonde van 1939 tot 1952 in de Verenigde Staten waar hij uitgroeide tot een belangrijke exponent van de strijd tegen het fascisme, en daarna tot zijn dood weer in Zwitserland.
Thomas Mann was de zoon van de koopman Thomas Johann Heinrich Mann en de half-Braziliaanse Julia da Silva-Bruhns. Hij was de jongere broer van schrijver Heinrich Mann (1871-1950). Verder had hij twee jongere zusters, Julia en Carla, en een jongere broer Viktor. Thomas beschreef zijn kindertijd later als gelukkig en zorgeloos. Het aanzien en de status van zijn familie rustten hem uit met trefzekere manieren en een verfijnde smaak, die hem de rest van zijn leven zouden kenmerken. Een dieptepunt was, in 1891, zijn vaders overlijden door blaaskanker. In het testament gaf hij aan dat het door hem opgerichte bedrijf en het familiehuis verkocht moesten worden. De familie Mann kon dan leven van de rente van de verkoop.