Hans-Hubert ("Berti") Vogts (Büttgen, Noordrijn-Westfalen, 30 december 1946) was een West-Duitse voetballer. Vogts werd vooral bekend dankzij zijn uitstekende wedstrijd die hij speelde tegen Johan Cruijff in de finale van het wereldkampioenschap in 1974. Cruijff noemde hem later in Voetbal International zelfs de "lastigste tegenstander die hij ooit had".
Vogts begon zijn carrière bij het kleine VfR Büttgen en maakte in 1965 de overstap naar Borussia Mönchengladbach. Hij speelde hier zijn hele carrière en won vijf keer de landstitel met de club, één keer de DFB-Pokal en twee keer de UEFA Cup. Hij verloor ook één keer een finale van de UEFA Cup en Europacup I, telkens van Liverpool FC en bereikte ook nog twee Europese halve finales. Hij kon 8 keer scoren in de 64 Europese wedstrijden waarin hij speelde.
Op 3 mei 1967 maakte hij zijn opwachting in het West-Duitse voetbalelftal, dat een kwalificatiewedstrijd voor het EK speelde tegen Joegoslavië. De Mannschaft verloor en zou zich later als enige keer in de geschiedenis niet kunnen plaatsen voor een groot toernooi. Vier jaar later plaatste het land zich wel en werd voor het eerst Europees kampioen. Vogts zat wel in de selectie op het EK, maar kon door een blessure niet opgesteld worden. In 1974 werd hij wereldkampioen in eigen land. In 1976 scoorde hij tegen Malta zijn enige interlandgoal. Later dat jaar verloren de Duitsers de EK-finale van Tsjecho-Slowakije. Zijn interlandcarrière eindigde ietwat in mineur op het WK 1978 toen hij de tweede groepsfase tegen Oostenrijk in eigen doel trapte waardoor West-Duitsland uitgeschakeld werd.