Erich Ernst Paul Honecker (Neunkirchen (Saarland), 25 augustus 1912 – Santiago (Chili), 29 mei 1994) was de voorlaatste Staatsraadvoorzitter van de Duitse Democratische Republiek (DDR). Honecker droeg de titel "Held van de Duitse Democratische Republiek". Honecker werd in 1958 secretaris van de Veiligheidscommissie van het Centraal Comité van de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) en was de organisator van de bouw van de Berlijnse Muur. Hij was verantwoordelijk voor het Schießbefehl aan de grenzen van de DDR, tot dit in april 1989 door hem werd opgeheven. Na de val van de Berlijnse Muur en de daarop volgende Duitse hereniging werd Honecker aangeklaagd wegens doodslag in gemeenschap in 192 gevallen. De rechtszaak werd echter voortijdig beëindigd, vanwege de slechte gezondheidstoestand van Honecker.
Erich Honecker was de zoon van de mijnwerker Wilhelm Honecker. In de jaren twintig werd hij lid van de communistische jeugdbeweging en in 1930 van de Kommunistische Partei Deutschlands (KPD). In 1930-1931 bezocht hij de internationale Leninschool in Moskou. Na zijn terugkeer werd hij districtsleider van de communistische jeugdbeweging in het Saargebied. Vanaf 1933 kon de KPD in Duitsland alleen nog ondergronds werken; het Saargebied hoorde op dat moment niet bij het Duitse Rijk. In nazi-Duitsland zat Honecker kort gevangen en keerde in 1934 naar het Saargebied terug. Hij voerde campagne tegen de aansluiting van het Saargebied bij Duitsland. Na de stemming van 13 januari 1935, waarbij een overgrote meerderheid vóór aansluiting stemde, vluchtte Honecker naar Frankrijk. In augustus van dat jaar reisde hij onder een valse naam naar Berlijn, met een drukpers in zijn bagage. In de illegaliteit werkte hij nauw samen met de KPD-functionaris Herbert Wehner, die na de oorlog lid werd van de SPD. In december 1935 werd Honecker aangehouden. In 1937 werd hij veroordeeld tot 10 jaar tuchthuis en werd opgesloten in het Zuchthaus Brandenburg-Görden. Over zijn verblijf aan het eind van de oorlog zijn meerdere versies in omloop. Honecker beweert dat hij tot eind april 1945 in het tuchthuis is geweest en door Sovjettroepen is bevrijd. Andere bronnen melden dat Honecker begin maart 1945 vluchtte en tot het eind van de oorlog ondergedoken zat.