Delphine de Vigan (Boulogne-Billancourt, 1 maart 1966) is een Frans romanschrijfster. De meeste van haar werken hebben een sterk autobiografisch karakter.
De Vigan is moeder van een zoon en dochter, had een baan, en begon aanvankelijk met schrijven in de avonduren. In 2001 publiceerde ze onder het pseudoniem Louis Delvig haar eerste roman Jours sans faim, over haar eigen gevecht als negentienjarige tegen anorexia nervosa. Na de korte roman Les Jolis Garçons (2005), over drie vroegere liefdesavonturen, had ze succes met Un soir de décembre (2006), waarmee ze de Prix littéraire Saint-Valentin won. Haar grote doorbraak kwam met het later succesvol verfilmde No et moi (2007) over een hoogbegaafd dertienjarig meisje dat vriendschap sluit met een dakloze jonge vrouw. Voor dat laatste boek kreeg ze de Prix des libraires.
Na Les heures souterraines (2010), dat genomineerd werd door de Prix Goncourt, verscheen De Vigans tot dusver bekendste roman, Rien ne s'oppose à la nuit (2011). In dit autobiografische relaas gaat ze op zoek naar het verhaal van haar moeder die op 61-jarige leeftijd zelfmoord pleegde. De roman werd onderscheiden met de Prix du roman FNAC en de Prix Renaudots des lycéens. Ook de Nederlandse vertaling Niets weerstaat de nacht behaalde hoge verkoopcijfers.